De E-Type Series 1 werd uitgebracht als GT-Coupé en als cabriolet, met de 3,8L-motor uit de XK150S. Dat gebeurde in maart 1961, eerst in Europa, een maand later leerden de Amerikanen hem kennen onder de naam XK-E. De E-Type werd ei zo na onmiddellijk gelabeld als zijnde ‘revolutionair’, in die tijdsgeest valt daar geen ontkennen aan. De sportwagen was eerst en vooral goedkoper dan zijn antagonisten. De eerste 500 modellen werden met flat floor verkocht, wat ten goede deed aan de aerodynamica van de wagen. Daarnaast waren het ontwerp en de specificaties ervan ongezien en baanbrekend. Standaard werd de wagen geleverd met drie SU-carburators die een 3,8L zes-in-lijnmotor aanvoeren, die zorgt voor 265 pk.
In 1964 werd de motorinhoud verhoogd tot 4,2L, de ophanging werd onafhankelijk en er kwamen schijfremmen op alle vier wielen. Het kofferembleem dat ook werd toegevoegd bij de herziening in 1964 zorgt voor een visueel onderscheid tussen de 3,8L en de 4,2L en ook de zetels waren verschillend en aanzienlijk comfortabeler dan de 3,8L-zetels. Vanaf 1966 was een 2+2 coupéversie beschikbaar, met verlengde wielbasis en eventueel een automatische versnellingsbak.