De Citroën DS is volgens velen de mooiste wagen van de twintigste eeuw. De ‘déesse’, Frans voor godin, werd voor het eerst voorgesteld in 1955 op het autosalon van Parijs. Al tijdens die voorstelling was het niet koffiedik kijken: deze wagen zou astronomisch succes boeken. Tijdens het Parijse autosalon werden al 12.000 exemplaren verkocht en in de week daaropvolgend klom het aantal verkochte exemplaren naar liefst 80.000, een recordaantal. De DS werd in uiteenlopende uitvoeringen geproduceerd tot in 1975. In totaal werden er ca. 1,3 miljoen van geleverd.
De DS, in Vlaanderen bekend als ‘strijkijzer’, in Nederland bekend als ‘snoek’, en dat zijn nog maar twee van de vele koosnamen, was de opvolger voor de al revolutionaire Traction Avant. Om die revolutionaire tendens in leven te houden werd de DS fantastische technologieën ingeboezemd, en wel zo veel dat het haast niet op te lijsten valt, doch we doen een poging. Citroën stapt af van mechaniek en kiest het hydraulische pad: de hydraulische vering zorgt voor een heerlijk rijcomfort dat perfect beantwoordt aan het naoorlogse wegdek, en om zo efficiënt mogelijk gebruik te maken van de verbranding in de motor ontwierp men een hydraulisch bediende plaatkoppeling, die vermogensverlies bij het koppelen dwarsboomt. Deze plaatkoppeling werd bediend met een hendel aan het stuur. Daarnaast verhoogde het eenspakige stuurwiel de veiligheid aanzienlijk en ook veiligheidsbevorderend was de DS de eerste massaproductiewagen met schijfremmen op de voorwielen. Het was de eerste wagen met brandstofleidingen gemaakt uit kunststof, alsook het dashboard was volledig in kunststof vervaardigd, tevens in die tijd het grootste industrieel vervaardigde stuk kunststof ooit. De voortrein van de wagen was zo gebouwd dat de hartlijn van de stuurinrichting samenviel met die van het wiel. Dat zorgt ervoor dat de wagen zelfs met een platte band probleemloos blijft accelereren en rechtdoor kan blijven rijden. Ook de verlichting was baanbrekend vernieuwend: de zogenoemde vérstralers draaien mee met het stuur zodat de bestuurder ’s nachts snel kon anticiperen op bochten. Dat is nog niet alles: de raamomlijstingen zijn zo dun ontworpen opdat er geen dode hoek meer zou bestaan, het dak werd gemaakt uit erg licht glasvezel om zo het zwaartepunt nog lager te leggen, en de motor ligt achter de vooras waardoor de motor in se een middenmotor is. Een middenmotor werkt baanligging, grip en wendbaarheid in de hand.
De gebruiksvriendelijkheid van de DS was door dat tal van nieuwe snufjes allesbehalve conventioneel, om die reden werd de wagen weleens te revolutionair bevonden en was hij voornamelijk gewild bij ‘early innovators’. Om het groter publiek te bereiken dat hoogtechnologie afschrikte, kwam Citroën in 1956 met de ID. De ID was een goedkopere en conservatievere DS met een hoger doorsneegehalte en minder vernuft.
Citroen DS23 Pallas
De sobere jaren ’50 zijn voorbij en de sixties smachten naar luxe. In 1964 komt Citroën met een luxevariant van de DS, namelijk de Pallas. ‘Déesse’ (DS) betekende al godin, Pallas is de Griekse godin van de wijsheid, beschaving en politieke gemeenschap. Letterlijk uit het Grieks vertaald betekent de naam ‘zij die de lans zwaait’.
De Pallas heeft comfortabelere stoelen met kussens waarin je wilt wegzakken, er was een beter audiosysteem, betere isolatie en een erg verfijnde afwerking. Onder de motorkap ligt een 2,3L vier-cilindermotor die 141 produceert en een topsnelheid bereikt van 188 km/u.
Vandaag produceert Citroën sinds 2015 hun luxewagens nog in een gelijknamige reeks, als hommage aan dit icoon. De DS is dus nog lang niet in de vergeetput beland, integendeel, de klassieke DS zowel als de DS Pallas wordt zeldzamer en lijkt een belonende investering te zijn.
Technische gegevens:
Carrosserie
Mechaniek