De Corvette C4 betekende een zuivere breuk met de C3 ontworpen door Zora Arkus-Duntov, met een geheel nieuw chassis en een slankere, modernere maar nog steeds evoluerende styling. Het was het werk van een team onder leiding van hoofdontwerper van Corvette Dave McLellan, die in 1975 het roer overnam van Duntov. In tegenstelling tot de glasvezelpanelen van zijn voorouders, werden de achterbumpers en panelen van C4 gemaakt door kunststof te gieten, een plaatmassa. De C4 fastback coupé was de eerste Corvette die een glazen achterklep had voor betere opslagtoegang. Het dakpaneel van glasvezel of eventueel helder acryl was verwijderbaar. De Corvette C4 werd standaard geleverd met een elektronisch instrumentenpaneel, een digitaal instrumentenpaneel met liquid crystal display. Het toonde een combinatie van digitale grafieken voor snelheid en toerental, grafieken voor brandstofpeil en digitale displays voor andere belangrijke motorfuncties.
Vanwege de gasemissienormen was het motorvermogen laag in vergelijking met vorige generaties. Bij de lancering lag de nadruk bij het ontwerp dan ook vooral op het rijgedrag en het remmen, met volledig onafhankelijke ophanging en lichtgewicht wielen en geheel nieuwe remmen met aluminium remklauwen. Er is gekozen voor een targadak in plaats van een T-dak.
Van modeljaar 1984 (leverbaar januari 1984) tot 1988 was de Corvette leverbaar met een Doug Nash "4 + 3" handgeschakelde versnellingsbak, later vervangen door een moderne ZF 6-versnellingsbak. De Corvette uit 1986 zag de herintroductie van de cabriolet, die populair werd door zijn aanduiding als de Pace Car in de Indianapolis 500.