In 1967 verscheen de TR 5 die, onder druk van de markt, voorzien was van een zescilindermotor met mechanische brandstofinjectie. De vormgeving bleef vrijwel dezelfde als de TR 4. Alleen de naam badges, de dubbele uitlaat en het houten dashboard maakten de auto als TR 5 herkenbaar. Op de achterzijde stond de vermelding "PI" : Petrol Injection.
De zescilindermotor met brandstofinjectie voldeed echter snel niet meer aan de steeds strenger wordende Amerikaanse emissie eisen van dat moment en besloten werd om de auto daar op de markt te brengen met een getemperde motor met verzegelde Stromberg carburateurs. De auto was uiterlijk vrijwel identiek aan de TR 5 maar was herkenbaar aan de duidelijke zilver-kleurige belijning over de motorkap. Er werden tot 1968 slechts 2947 TR 5's gebouwd en 8484 stuks van de TR 250. Begrijpelijk is, dat deze twee modellen, door hun geringe aantal, de meest gezochte en duurst betaalde TR's zijn op de klassieker-markt van heden.