NL - FR - EN - DE - IT

Geopend van dinsdag tot en met zaterdag van 10u tot 17u. Gesloten op zon-en feestdagen.

Maandag op afspraak. 

   

Wij zijn gesloten van 24 december tot en met 1 januari.

Packard Eight '37

verkocht
Packard Eight '37 (1937)

Referentie Ch. 1161
Merk Packard
Model Eight '37
Type berline
Bouwjaar 1937
KM 19000
Cilinderinhoud 5230
Versnellingen manueel
Stuur links gestuurd

In 1898 kocht ingenieur James Packard een Winton. Het was een van de eerste in de VS gebouwde en verkochte auto's. Alexander Winton, die hem had gebouwd, maakte over het algemeen goede auto's, maar deze ging op de eerste rit al stuk. James Packard kon hier niet om lachen en ging terug naar Alexander Winton met wie hij in een hoog oplopende ruzie belandde. Uiteindelijk daagde Winton Packard uit om zelf een betere auto te bouwen. Packard ging direct aan het werk. Niet veel later verhuisde Packard naar Detroit en werd Henry Joy eerst algemeen manager en later voorzitter van de raad van bestuur. Er werd een nieuwe fabriek van 325.000 m² gebouwd. In 1904 werd de Grey Wolf geïntroduceerd, een racewagen met 4-cilindermoter die verschillende records neerzette. De belangrijkste prestatie was een vierde plaats in de Vanderbilt Cup van 1904. De Grey Wolf werd ook een productiewagen waarmee Packard een van de eerste Amerikaanse racewagenbouwers werd. Intussen richtte Packard zich vooral op grote, luxueuze en peperdure limousines. Packard werd die dagen bij de drie P's van de VS gerekend. De andere twee waren Pierce-Arrow en Peerless. Packard kende een groot succes en produceerde in de jaren 1910 en -1920 veel meer auto's dan bijvoorbeeld Cadillac. Tijdens de Eerste Wereldoorlog begon Packard ook motoren voor schepen en vliegtuigen te bouwen. In de jaren 1930 veranderde alles. Door de Grote Depressie die volgde op de beurskrach van 1929 was de vraag naar luxe-auto's drastisch verminderd en werd de concurrentie in het segment heviger dan ooit tevoren. Op dat moment bouwde Packard V12-motoren in haar topmodellen. Toen Cadillac haar V16 introduceerde verkocht die beter dan Packards V12. Daarbij had Packard geen moederconcern dat haar eventuele verliezen kon compenseren. Cadillac had daarvoor General Motors en Lincoln had Ford. Om problemen te vermijden introduceerde Packard in 1935 de Packard 120. Het was Packards eerste auto die voor minder dan $1000 te verkrijgen was. De 120 zorgde ervoor dat minder rijke mensen een auto met de status van Packard konden kopen en werd een onmiddellijk succes. De verkoop verdriedubbelde op een jaar tijd. Toch maakte het bedrijf in die periode een aantal capitale fouten. Zo werd in 1937 de Packard 115C geïntroduceerd met een V6. Die 6-cilinder was op korte termijn wel een succes maar deed op lange termijn geen goed aan Packards reputatie van een topmerk te zijn. Vlak voor de VS deelnamen aan de Tweede Wereldoorlog lanceerde men met de Packard Clipper een gloednieuw model. Een paar maanden later lag de productie stil vanwege die oorlog. Als men had gewacht tot na de oorlog had de Clipper de eerste naoorlogse auto kunnen zijn. Packard installeerde ook een tweede assemblagelijn. Dit verhoogde de loonkosten en verhoogde de productie van goedkopere middenklassers. De reputatie van het merk ging hiermee verder naar beneden. In februari 1942 kregen alle Amerikaanse autoconstructeurs het bevel om de autoproductie te staken en aan oorlogsproductie te beginnen. Packard bouwde tijdens de Tweede Wereldoorlog Rolls-Royce Merlin-vliegtuigmotoren in licentie en motoren voor Amerikaanse PT boten. Pas in 1945 was de oorlog voorbij en kon terug omgeschakeld worden naar auto's. De oorlogsproductie had Packard een winst van $33 miljoen opgeleverd. Het bedrijf zat in een uitstekende financiële positie en investeerde nog $2 miljoen in de vernieuwing van haar productiesite. Toen de oorlog was afgelopen besloot Packard enkel de Clipper terug in productie te nemen. Pas in 1948, in dezelfde periode als de andere merken, werd met de Packard Eight een eerste nieuw model geïntroduceerd. De verkopen bleven echter laag, ook al omdat de dure en de goedkopere modellen steeds meer op elkaar gingen lijken. Voor 1951 werden de modellen hertekend maar de nieuwe stijl werd slecht ontvangen door de kopers. Toenmalig directeur James Nance wilde Packard herpositioneren als luxemerk. Daarvoor wilde hij de goedkopere modellen afscheiden van de duurdere. Alle goedkopere modellen kregen de modelnaam Clipper mee. Nance' bedoeling was om van Clipper in 1956 een apart merk te maken dat zou gaan concurreren met General Motors' Oldsmobile en Fords Mercury. In 1956 gebeurde dit ook effectief, maar het nieuwe merk sloeg niet aan bij het publiek omdat het geen Packards waren. Op vraag van de dealers kregen de auto's uiteindelijk het opschrift Clipper, by Packard. Clipper haalde het einde van het jaar niet en werd stopgezet. Op het einde van de jaren 1940 werd Packard voor het eerst benaderd door George Mason. Mason was directeur van autobouwer Nash. Hij was van mening dat het tijdperk van de onafhankelijke autobouwers ten einde liep en dat deze constructeurs enkel konden overleven als ze samen opgingen in een groot concern als General Motors en Ford. Bij Packard dacht men daar anders over. Intussen zocht Mason ook andere autobouwers aan en dat leidde in 1954 tot de fusie van Nash en Hudson tot American Motors. Packard veranderde van gedachte en zocht ook een overnamepartner. Die werd uiteindelijk gevonden in Studebaker. Op 1 oktober 1954 fuseerde Packard met Studebaker tot Studebaker-Packard. Juridisch gezien nam Packard Studebaker over. Packard zag in de fusie opportuniteiten in Studebakers grotere dealernetwerk. Studebaker, dat in zeer slechte papieren zat, zag heil in Packards betere financiële situatie. Packards verkopen bleven intussen slabakken. In 1955 werd een winst neergezet dankzij de introductie van Packards eerste V8-motor, 1956 was een rampjaar waarin de productie met 80% naar beneden ging. De twee bedrijven, Studebaker-Packard en American Motors, begonnen al samen te werken. In 1955 en 1956 leverde S-P motoren en versnellingsbakken aan AM. Het was de bedoeling dat beide bedrijven uiteindelijk zouden fuseren om zo het American-Motors concern te vormen. Een contractgeschil over de samenwerking zorgde ervoor dat dat plan in het water viel en beiden gingen hun eigen weg. American Motors bleef nog tot 1987 bestaan. In juni 1956 werd de productie van Packard stopgezet. In 1957 en 1958 werd een versie van de Studebaker President gelanceerd onder de naam Packard Clipper. Die van 1958 kregen zelfs geen modelnaam meer en werden gewoon onder de merknaam verkocht. De auto's verkochten slecht en konden Packard niet overeind houden. Ze kregen de bijnaam Packardbaker. Intussen was het einde in zicht en begonnen ook de dealers af te haken. In 1958 was het gedaan met Packard. In 1962 werd Packard ook weer uit de bedrijfsnaam geschrapt die daarop terug Studebaker Corporation luidde. Dat bedrijf ging in 1958 een overeenkomst aan met het Duitse Daimler-Benz om hun voertuigen zij aan zij te verkopen. Studebaker wilde ook een overeenkomst sluiten met het Franse Facel Vega om diens Facel Vega Excellence in de VS te verkopen onder de merknaam Packard, maar dit werd door de Duitsers tegengehouden. In 1966 ging Studebaker, nadat het al wasuitgeweken naar Canada, failliet. Technische gegevens Carrosserie Wielbasis (cm): 300 Gewicht (kg) : 1490 Mechaniek Motor: 8 cilinder in-lijn 5230 cc, voorin Kleppen: 16 Benzine systeem: 1 carburettor Versnellingsbak: manueel, 3 trappen Overbrenging: aan de achterwielen Maximum vermogen: 137 pk bij 3200 t/m

Lees meer