Verlaagde prijs!!!
Belgische grijze kaart , Attest VCC , 8 a 10 fiscale pk's , 4 cilinder
Geschiedenis. (uit Wikipedia, de vrije encyclopedie) Ex-wielrenner Jean-Marie Corre richtte in 1901 een autofabriek op onder de naam "Société Française des Automobiles Corre" in Levallois-Perret, een wijk in Parijs. Het bedrijf bouwde vanaf 1901 verschillende drie- en vierwielers met motoren van De Dion-Bouton, Ballot en Chapuis-Dornier. Vanaf 1904 bouwde Corre een model welke qua vormgeving gelijkenis vertoonde met Renault en Dion Bouton. Louis Renault had een directe aandrijving in de versnellingsbak uitgevonden en Corre gebruikte deze ongevraagd in zijn modellen. Dit was plagiaat en een rechtszaak met Renault was het gevolg. In 1907 won Renault deze rechtszaak en hierdoor kwam Corre in geldnood. Hij zag geen andere mogelijkheid dan zijn bedrijf aan de rijke vader (Firmin Lestienne - katoen fabrikant) van de in zijn dienst zijnde aankomend ingenieur Waldemar Lestienne te verkopen.
Firmin Lestienne werd zo in 1907 eigenaar. Waldemar bouwde de racewagen van Corre om door een nieuwe grill en motorkap te plaatsen. Waldemar werd door Firmin aangesteld als technisch directeur van de constructieafdeling. De wagens kregen de naam Corre-La Licorne. La Licorne betekent Eenhoorn en bevond zich in het familiewapen van Lestienne. Op het logo ziet men dan ook een steigerend paard met een hoorn.
Corre verliet de firma en bouwde nog enkele jaren onder de naam "Corre & Cie". in Rueilstationaire motoren, fietsen en kleine auto's met 4 cilinders van 8,10 en 12 Pk. Echter zonder succes zodat J.M. Corre in 1915 als gebroken man stierf.
De gebroeders Lestienne (Waldemar en Robert) en coureur Coulomb behaalden enige overwinningen o.a. op het circuit van Le Mans en Monte Carlo. Maar het bleef niet bij racewagens en om mee te doen met de concurrentie bouwde de firma van Lestienne verschillende typen personenauto's onder de naam La Licorne. Door ruimtegebrek werd de fabriek in 1914 verplaatst naar rue Armand silvestre in de wijk Courbevoie in Parijs. De naam Corre werd sindsdien tussen aanhalingstekens gepubliceerd. Compagnie Française des Automobiles "Corre" La Licorne. In November 1925 werd een tweede fabriek gebouwd aan de rue Mathilde (nu: Adolphe Lalyre) in dezelfde wijk met alleen de naam La Licorne. Vanaf 1927 plaatste men zelf ontwikkelde motoren (La Licorne) in plaats van de voorheen ingebouwde Ballot, S.C.A.P., en Chapuis-Dornier-motoren.
In 1936 werd het besluit genomen om Citroën het nieuwe model Rivoli van een carrosserie te laten voorzien, een heel opmerkelijke beslissing daar tot dan toe de La Licornes altijd voorzien waren van traditionele koetsen (cocques) geproduceerd door grote namen als Kelsh, Duval, Antem of Autobineau. De samenwerking bleef bestaan en dit resulteerde in 1938 in de Coach 6/8CV die te leveren was met de 1.1 liter-motor en vierversnellingsbak van La Licorne of de 1.6 liter-motor van Citroën. Lestienne overwoog vervolgens om hun nieuwe 11CV A194 te voorzien van de 1.9 liter-motor van de Traction Avant, maar dit kwam niet verder dan een prototype.
Op het moment dat het merk ca. 25.000 auto’s verkocht had, gooide de Tweede Wereldoorlog roet in het eten. Citroën kon geen motoren meer leveren en verbrak de samenwerking om zelf te kunnen overleven. Lestienne zag zich dan ook genoodzaakt een samenwerking aan te gaan met Mildé Kriéger die gespecialiseerd was in elektrische auto's. Hier kwam een auto uit voort die voorzien was van 48 Tudor-accu’s. Bugatti kocht de meerderheid van aandelen en bouwde in de La Licorne fabriek in Neuily Bugatti motoren. de panden waren opgekocht door een gasleverancier. Na de oorlog zag Lestienne zich genoodzaakt hun oude vooroorlogse motoren weer te plaatsen. Dit werd echter door het publiek niet meer gewaardeerd en hun laatste model, dat in 1948 op de autosalon te Parijs werd tentoongesteld, kwam dan ook niet meer in productie. Er rolden in 1949 weliswaar nog enkele auto's de fabriek uit, maar toch werd La Licorne failliet verklaard. De fabriek in Courbevoie werd verkocht aan Renault. Deze is vandaag de dag nog in het bezit van Renault en staat op de monumentenlijst.
De zoon van Waldemar Lestienne, Waldemar junior, is actief in de Franse club "Les Amis de La Licorne". Deze club beheert de documentatie van de fabriek.