Europese wagen volledige historiek. Transporter is de naam voor een bestelwagen van de Duitse autofabrikant Volkswagen, die intern bekendstaat als Typ 2 (de Volkswagen Kever heette intern Typ 1). Sinds 1990, met de komst van de T4 variant, is Transporter ook als naam geregistreerd. Voor de diverse modellen zijn door de jaren heen diverse bijnamen gebruikt, waarbij VW-Bus de algemeen gebruikte is. Onder de naam Typ 2 zijn inmiddels 5 varianten op de markt gebracht, van T1 tot T5. Typ 2 is dus, in tegenstelling tot wat nog wel eens wordt gedacht, niet synoniem met een T2-bus. De Typ 2 is het tweede model dat door het naoorlogse Volkswagen geproduceerd werd; eerder fabriceerde het bedrijf alleen de Volkswagen Kever. De productie begon in 1950. Het model kan worden beschouwd als de voorloper van busjes voor personen- en goederenvervoer. In de jaren zestig en zeventig werd de Typ 2 een populair hippiebusje, voornamelijk omdat het veel ruimte bood aan personen en levensmiddelen. Het allereerste Type 2-model, met de voorruit met een metalen spijltje in het midden, de ‘spijltjesbus’ of de Microbus / Transporter, werd geproduceerd tussen 8 maart 1950 en het eind van 1967. Eerst werd de bus nog in Wolfsburg geproduceerd; vanaf 8 maart 1956 werd een gloednieuwe autofabriek in Hannover gebruikt voor de productie. De Microbus / Transporter heeft als interne benaming bij Volkswagen de Type 2 (de cijfers achter de 2 geven aan om welk model het gaat). In februari 1955 kwam het vernieuwde model op de markt. Volkswagen had de carrosserie ingrijpend gewijzigd. Het dak kreeg een overhangende pet boven de voorruiten, waar roosters in kwamen voor aanvoer van verse lucht; de motorklep en motorruimte werden aanzienlijk lager uitgevoerd. Daardoor ontstond ruimte voor een achterklep, een wens van veel bouwvakkers, loodgieters, timmerlieden; nu konden grotere lengtes vervoerd worden doordat deze via de achterklep geladen konden worden. Evenals de VW Kever werd in de busjes een 1131cc 4-cilinder boxermotor van 25 pk gebouwd; deze lag achterin en werd luchtgekoeld. In 1953 werd dit een 1192cc 30 pk motor. Een versie van 36 pk was ook verkrijgbaar. Deze had dezelfde cilinderinhoud maar kon dankzij een hogere compressie wat meer vermogen leveren. Deze versie werd in 1955 de standaardmotor. Een 40 pk motor kwam vanaf 1959 op de markt, maar bleek dusdanig storingsgevoelig dat VW alle wagens terugriep naar de garage en de motoren verving. De eerste versies van de T1 (Transporter 1ste generatie) werd T1a genoemd. T1b betrof een wagen met een iets langere daklijn boven het voorraam en een kleinere motorruimte. Vanaf modeljaar 1963 werden de wagens aangeduid als T1c; de achterdeur was breder uitgevoerd. Daarnaast werden in datzelfde jaar de scharnierende laaddeuren aan de zijkant vervangen door een schuifdeur. De introductie van wat aanvankelijk een zwaar transport Transporter werd genoemd – hij kon 1000 kg vracht vervoeren in plaats van 750 – bleek dermate succesvol dat deze uitvoering de standaard-Transporter werd. Het model was verkrijgbaar met een nieuwe 1493cc motor (1.5L of ‘1500’ genoemd) die 51 pk leverde. Nadat de Kever vanaf 1967 met dezelfde motor werd uitgerust, werd het vermogen opgevoerd tot 53 pk). De motoren van deze Transporters bleken uiterst betrouwbaar en gingen zonder problemen meer dan 250.000 km mee. Met de jaren zestig als ijkpunt was deze betrouwbaarheid zeer hoog te noemen. De uitvoering als pick-up was in de Verenigde Staten populair. Té populair waarschijnlijk, want er werd 25% extra belasting op geheven. Deze belasting werd bekend als de ‘chicken-tax’ omdat de Bondsrepubliek tegelijkertijd de belasting op import diepvrieskip verhoogde. In 1967 kwam een eind aan de Duitse productie van de 'spijltjesbus'. Hij werd opgevolgd door de T2, maar het model werd nog tot 1975 in São Bernardo do Campo, Brazilië geproduceerd. Bij de Braziliaanse busjes werden enkele verbeteringen toegepast die in de T2 waren doorgevoerd, zoals een gewijzigd front en grotere achterlichten. Deze zogenaamde T1.5 werd tot 1996 geproduceerd. Bezitters van T1’s refereren vaak aan het aantal ramen dat hun busje heeft om onderscheid te kunnen maken tussen de vele passagiersuitvoeringen. De ‘basis’-Kombi Transporter is die met 11 ramen: twee voorramen (wegens het middenspijltje); drie zijramen aan ieder kant, een raam in iedere voordeur en één achterraam. Het ‘DeLuxe’-model is een 15-ramer: deze kent vier zijramen en aan weerszijden van het achterraam een gebogen achterraampje. Dit model was niet in Europa verkrijgbaar. De 23-ramer werd in de VS ‘sunroof deluxe’ genoemd; deze had aan iedere wagenkant 8 kleine panoramaraampjes. Een 21-ramer had de gebogen achterraampjes niet. De 21- en 23-ramer kregen later de bijnaam Samba’s. ‘Echte’ Samba’s zijn echter 21- of 23-ramers met de meest luxe uitvoeringen die verkrijgbaar waren: chromen lijsten, een uitgebreider dashboard en een canvas open dak standaard. Samba’s werden geproduceerd vanaf 1951. Het was een uitvoering die niet in de T2 – T5 werd gecontinueerd. (Luxe tot zeer luxe uitvoeringen van de T2 – T5 bestaan echter wel: Caravelle’s; California’s en Multivan’s bijvoorbeeld.) Een goede Samba kostte anno 2009 dertigduizend tot veertigduizend euro. Op 1 augustus 1967 kwam een compleet venieuwd model met panoramische voorruit op de markt. Technische gegevens Carrosserie Lengte (cm): 428 Breedte (cm): 172 Hoogte (cm): 194 Wielbasis (cm): 240 Mechaniek Motor: Boxer-4 1493 cc, achterin Kleppen: 8 Benzine systeem: carburator Versnellingsbak: 4-speed manual Overbrenging: aan de achterwielen Maximum vermogen: 53 pk bij 4200 t/m Maximum koppel: 104 Nm bij 2400 t/m Topsnelheid : 105 km/h