(uit wikipedia, de vrije encyclopedia) In de jaren 30 van de vorige eeuw had Triumph een goede reputatie opgebouwd met het bouwen van sportieve auto's. Deze reputatie werd bevestigd toen het merk na de Tweede Wereldoorlog, nu als onderdeel van Standard Motors, twee aantrekkelijke en goed verkopende roadsters produceerde, de 1800 en de 2000.
In de jaren 50 konden deze echter niet meer concurreren met de sportwagens van bijvoorbeeld Jaguar. Sir John Black, de toenmalig directeur, gaf ontwerper Walter Belgrove opdracht tot het produceren van een prototype, wat in 1950 resulteerde tot de Triumph TR X. De auto was geen succes en om diverse redenen werd niet tot productie overgegaan.
Black zag echter een duidelijke markt voor een kleine, goedkope sportwagen en in 1951 kregen Belgrove en chassis ontwerper Harry Webster wederom de opdracht een prototype te ontwerpen, waarin zoveel mogelijk bestaande Triumph onderdelen verwerkt moesten worden om de kostprijs laag te houden. En in 1952 verscheen er op de jaarlijkse Londense Autoshow de 20 TS (Triumph Sports), deze kreeg de type aanduiding TR 1.
De auto was gebouwd met behulp van bestaande componenten. De motor uit een Standard Vanguard, wielophanging van de Triumph Mayflower en het chassis van de vooroorlogse Standard Flying Nine .
De auto oogde aantrekkelijk maar de problemen ontstonden wanneer de auto werd gereden zoals hij bedoeld was: als een sportwagen.
Hij had onvoldoende wegligging, slechte remmen en een topsnelheid van nauwelijks 80 mph (129 km/h). De testrijder Ken Richardson van BRM, omschreef de auto als een 'death-trap'.[2]
De auto ging nooit in productie en het ontwerp terug naar de tekentafel. Een jaar later werd het verbeterde ontwerp als Triumph TR 2 onthuld. Het is onbekend of de oorspronkelijke TR 1 nog bestaat. De verschillende typen waren de TR2TR3, TR4, TR5, TR6 en de omstreden TR7.
In 1968 werd duidelijk dat de styling van de TR-serie achterliep bij de concurrentie en men besloot het uiterlijk drastisch te wijzigen. Michelotti was nog wel in dienst van het concern maar was met andere ontwerpen zo belast dat een een ander ontwerpbureau geraadpleegd moest worden. Men besloot tot de Fa. Karmann in Osnabrück , Duitsland. Niet zo voor de hand liggend maar het bleek een gouden greep. Karmann wist met een miniem budget de auto totaal te re-stylen. De basis carrosserie bleef hetzelfde alsmede de deuren en de voorruit.
Mechanisch bleef alles bij het oude en zelfs het, inmiddels (stok) oude chassis van de Standard Flying Nine uit 1936, wist deze verjongingskuur te overleven. De auto was een groot succes, met name op de belangrijke export markt, Amerika en werd tot eind 1976 in een oplage van: 91.850 stuks goed verkocht.
Technische gegevens
Carrosserie
Lengte (cm): 404
Breedte (cm): 147
Hoogte (cm) : 127
Wielbasis (cm) : 224
Gewicht (kg) : 1120
Mechaniek
Motor : 6 cilinder in lijn 2498 cc, vooraan
Kleppen : 12
Benzine systeem : Lucas fuel injectie
Versnellingsbak : manueel, 4 trappen
Overbrenging : aan de achterwielen
Maximum vermogen : 150 pk bij 5500 t/m
Maximum koppel : 222 Nm bij 3500 t/m
Topsnelheid : 192 km/h